Classic Car Magazine

Citroën ID 19 onder de loep

Heeft het zin om een auto die in een niet al te beste staat verkeert te laten taxeren? Of is het beter om te wachten tot de auto gerestaureerd is? Het waren vragen waar de eigenaar van deze Citroën ID 19 mee zat. Vredestein-taxateur Huib Adolfs geeft de antwoorden.


Vergane glorie

Echt een plaatje is het niet, deze ID 19. De auto heeft de nodige roestplekken. Met name de portieren zijn toe aan een grondige opknapbeurt en dat is een dure operatie. Ook het rechter achterscherm is slecht, evenals de zogenoemde regengootjes, de gootjes aan de achterkant, aan weerszijden van de kofferbak, onder de spatborden. De bodem heeft vliegroest en voor de laatste APK is een gat in de rechter koker en in de kofferbak gerepareerd. Technisch is de auto niet slecht. Hij rijdt prima, schakelt goed en komt omhoog en zakt weer in als een plumpudding. Wel is het stuurhuis (een beetje) lek. Vervangen is noodzakelijk, maar niet goedkoop als je dat laat doen, want de halve auto moet daarvoor uit elkaar gehaald. Het is tenslotte een Citroën. Kortom, om hier een showroomauto van te maken ben je wel even zoet en vele duizenden euro’s verder.

Onze sponsors

Simpel

Toch is het de moeite en het geld waard: een ID is een geweldige auto. Het model is van een tijdloze schoonheid. Daar hoeft niet over te worden getwist. Toen de wagen voor het eerst werd tentoongesteld in oktober 1955 op het Parijse autosalon, was dit model een regelrechte sensatie. Citroën begon met de DS, maar omdat er zoveel complicaties waren in het begin met deze auto’s, werd besloten een wat eenvoudiger versie uit te brengen. Dat werd de ID, met een gewone plaatkoppeling, een gewone versnellingsbak en een normaal rempedaal. Bij de DS is dat allemaal hydraulisch met een paddenstoelachtige knop als rempedaal, een halfautomaat en een stuurbekrachtiging. En dat... bleek allemaal stuk te kunnen. Hoe minder hydrauliek hoe beter was de gedachte bij het ontwikkelen van de ID. De ID op deze pagina’s van bouwjaar ’64 heeft de tweede neus en een al wat verder ontwikkelde (traction) motor.
De ID was destijds tegen meerprijs leverbaar met stuurbekrachtiging en de eerste eigenaar was zo verstandig die er bij te bestellen. Het maakt de auto net iets handelbaarder en het slurpend geluid, die de bekrachtiging voortbrengt, went.

Pallas

Wat is zo’n auto nou waard? Vredestein-taxateur Huib Adolfs weet het natuurlijk. Hij is enthousiast over deze auto. De ID mag dan wel niet in topstaat zijn, het is wel een goede basis voor een grondige restauratie. Hoewel het ook niet raar is om deze auto maar gedeeltelijk op te knappen. Wat voor dit exemplaar spreekt is de originele staat. De ID is nog zoals die afgeleverd is, de auto is niet ‘verpallast’. Veel ID/DS-liefhebbers willen graag de duurste Pallas-uitvoering en maken van een willekeurige ID/DS met behulp van een lederen interieur en extra chroomstrippen van een ‘gewone’ ID/DS een Pallas. Dat is natuurlijk een kwestie van smaak en iedereen moet doen wat hij niet laten kan, maar het werkt niet waardeverhogend en het Concours d’Elégance zul je er nooit mee winnen.

LHS

Adolfs adviseert om de auto goed te beschermen tegen de roest. De auto is in 1996 naar Nederland gekomen en de binnenkant van het plaatwerk heeft nog nooit een tectylspuit gezien. Verder is het zaak om de roest op het plaatwerk aan te pakken. Dat betekent een nieuw (rechter) achterscherm en vier andere portieren óf in elk geval vier nieuwe onderkanten aan de bestaande portieren. Verder moet de auto worden overgespoten – op het kunststof dak na.

Het interieur moet worden schoongemaakt en de vulling van de armsteunen in de portierbekleding moet worden vervangen –want uitgedroogd – als de auto tenminste in concoursstaat gebracht moet. Onder de motorkap hoeft niets gedaan te worden, op het vervangen van het stuurhuis na dan. De auto heeft nog het ‘rode’ systeem, dat wil zeggen dat de hydraulische vering werkt met de LHS-olie, die inderdaad rood van kleur is. In 1967 is Citroën overgestapt op het groene systeem. De LHM-olie van dergelijke systemen is niet hygroscopisch en nog leverbaar. De LHS-olie is veel lastiger te verkrijgen, maar gelukkig zijn er alternatieven. Deze ID veert al op een alternatieve hydraulische olie, die geen vocht aantrekt.

Verrassend resultaat

Adolfs benadrukt dat het verstandig is om ook deze auto te laten taxeren. Niet omdat hij taxateur is, maar omdat een taxatierapport een onmisbaar document is bij schade. Juist een auto die er niet optimaal uitziet, wordt door de verzekeraar die moet uitbetalen graag afgedaan als ‘barrel’. Dat is dus nooit in het voordeel van de eigenaar van dat barrel. Met een taxatierapport is een lastige verzekeraar (van bijvoorbeeld de tegenpartij) snel de mond te snoeren. Het advies van Adolfs is dan ook om niet te wachten met taxeren totdat al het werk gedaan is, maar om een klassieker te laten taxeren in de staat zoals deze is. Ook is het volgens Adolfs raadzaam om tijdens een (langdurige) restauratie de auto tussentijds te laten taxeren, zeker als er kostbare klussen geklaard zijn. Als een ID helemaal in showroom staat is, loopt de taxatiewaarde op tot 34.000 euro. De eigenaar van deze ID kan een taxatierapport tegemoet zien met een bedrag daarop van 9.500 euro. Een uitkomst waar de eigenaar niet op had gerekend…

Tekst & foto’s: Jan-Erik Plettenburg

Volg ons ook op social media

CCDA Classics
ICONS Classic Cars
CDDA Kalender
ICONS Classic Cars
ICONS Classic Cars
ICONS Super Cars